Een BTW-belastingplichtige die niet (op tijd) de BTW-aangifte indient kan rekenen op een verzuimboete. Die kan oplopen tot € 5.514. Maar als er opzet in het spel is kan het niet (op tijd) indienen nog meer consequenties hebben zoals de dga in onderstaande zaak ondervond.
Het ging hier om een bv die haar aangifte BTW over het eerste kwartaal 2015 niet (tijdig) had ingediend. Daarom kreeg de bv een verzuimboete opgelegd. Het Openbaar Ministerie (OM) beschuldigde (V&A) daarnaast de dga van de bv van het feitelijk leiding geven aan het niet (tijdig) indienen van de aangifte BTW. In hoger beroep gaf het hof echter aan dat het instellen van strafvervolging een tweede bestraffing van hetzelfde feit was en dat is niet toegestaan. Het OM ging in cassatie. De Hoge Raad gaf aan dat het in een strafzaak niet kan gaan om hetzelfde feit. De dga kreeg immers met het OM te maken omdat hij de bv de opdracht had gegeven om de BTW-aangifte niet (tijdig) in te dienen. De Hoge Raad verwees de zaak door naar hof Den Bosch.
De advocaat van de dga stelde voor hof Den Bosch dat het oordeel van de Hoge Raad niet overeenkwam met de Europese rechtspraak. Er was volgens de advocaat wel sprake van hetzelfde feit, een dubbele vervolging en een met de rechtspersoon samenvallende persoon. Het hof ging hier niet in mee en wees erop dat de Europese rechtspraak dateerde van voor het arrest van de Hoge Raad. Ook vond de rechter dat een aangifteverzuim echt niet hetzelfde feit is als het leiding geven aan het opzettelijk niet indienen van een BTW-aangifte. Het hof legde de dga daarom een taakstraf van 120 uur op.