Overtreding concurrentiebeding aannemelijk, administratiekantoor vordert bijna half miljoen

In de arbeidsovereenkomst van de administrateur was een concurrentiebeding opgenomen, waarin het hem gedurende twee jaar na einde dienstverband verboden was om direct of indirect relaties van de werkgever te benaderen of te werven, op straffe van een onmiddellijke boete van € 4.500 per overtreding en € 450 per dag bij voortduring. Na beëindiging van het dienstverband op 31 maart 2021 schreef de administrateur zich op 18 maart van dat jaar in als zelfstandig ondernemer met een eigen administratiekantoor.

Overtreding concurrentiebeding

Het administratiekantoor Bongenoten stelt dat de oud-werknemer het concurrentiebeding heeft overtreden. Volgens Bongenoten bedient de administrateur momenteel 49 klanten die eerder tot hun klantenkring behoorden en die hij destijds als werknemer van Bongenoten al bediende. Alleen al het doorgeven van een nieuw e-mailadres aan deze klanten wordt door het kantoor gezien als een actieve benadering, en dus een schending van het beding.

Bongenoten acht het bovendien aannemelijk dat de administrateur deze klanten actief heeft benaderd, omdat het merendeel met hem is meegegaan. Daarnaast wordt hem verweten dat hij bij zijn concurrerende werkzaamheden gebruikmaakt van digitale klantgegevens, administraties en bestanden van Bongenoten, waarvan hij back-ups zou hebben gemaakt en meegenomen.

Het kantoor vordert om die reden in hoger beroep € 481.050 aan verbeurde boetes, dan wel een schadevergoeding van ruim € 180.000 op grond van onrechtmatig handelen.

Juridisch kader: Haviltex

Het hof stelt voorop dat de uitleg van het concurrentiebeding in beginsel dient te geschieden aan de hand van het Haviltex-criterium. Daarbij dient niet enkel te worden gekeken naar de taalkundige betekenis van de tekst, maar ook naar hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en wat zij redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden. Het gaat er uiteindelijk om welke verwachtingen partijen op grond van de omstandigheden van het geval over en weer mochten hebben.

In dit geval dient de uitleg van het concurrentiebeding echter uitsluitend aan de hand van de tekst plaats te vinden, oordeelt het hof. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die naast de tekst kunnen bijdragen aan de uitleg van dit beding. Bongenoten stelt nog wel dat de administrateur bijzonder goed en uit eigen ervaring binnen zijn werkkring op de hoogte was van de ins en outs van een concurrentiebeding en dat het voor hem duidelijk was dat voor klanten moet worden betaald indien deze meegaan. Echter, dit is te vaag om bij de uitleg te betrekken. Niet is onderbouwd welke concrete verklaringen en gedragingen betekenis hebben voor de uitleg.

‘Bedienen’ versus ‘werven’

Het hof stelt vervolgens vast dat het enkele feit dat de oud-werknemer momenteel 49 voormalige klanten van Bongenoten bedient, op zichzelf niet automatisch leidt tot een overtreding van het concurrentiebeding. Evenmin is het enkele benaderen van klanten reeds in strijd met het beding; doorslaggevend is of sprake is geweest van werving door de oud-werknemer. Dat vergt, volgens het hof, een actieve, op acquisitie gerichte handeling.

Bewijsvermoeden actieve werving

Op basis van de huidige feiten en omstandigheden komt het hof tot het voorlopig oordeel dat de administrateur wél een actieve wervende rol heeft gespeeld bij deze 49 klanten. Dit wordt aangemerkt als een overtreding van het concurrentiebeding. Het hof baseert dit bewijsvermoeden met name op het feit dat alle 49 klanten die de administrateur thans bedient ook door hem werden bediend gedurende zijn dienstverband bij Bongenoten. Opvallend is dat geen enkele klant is achtergebleven bij Bongenoten na zijn vertrek, hetgeen het aannemelijk maakt dat deze klanten niet louter op eigen initiatief zijn overgestapt.

Daarbij komt dat deze klanten voorkomen op een identieke lijst afkomstig uit het klantenbestand van Bongenoten. Dat ondersteunt het vermoeden dat de administrateur actief heeft geworven. Het standpunt van de administrateur dat al deze klanten zich spontaan en uit eigen beweging tot hem zouden hebben gewend, acht het hof op dit moment onvoldoende onderbouwd. Ook de door de administrateur overgelegde schriftelijke verklaringen van klanten geven het hof vooralsnog geen aanleiding om anders te oordelen.

Wel wordt de administrateur de gelegenheid geboden om tegenbewijs te leveren en het bewijsvermoeden te weerleggen. Daarbij gaat het er om dat hij zal moeiten ontzenuwen dat hij een actieve rol heeft gespeeld bij het werven van de 49 klanten. Tot dat moment houdt het hof verdere beslissingen aan.

Gerechtshof Den Haag, ECLI:NL:GHDHA:2025:1207

Gratis VRB e-book: Van E.Z. naar B.V.
Masterclass Plan B-V: Van E.Z. naar B.V.
Neem contact op met VRB

© 2025 VRB Adviesgroep | All rights reserved | Next Lead