0346 - 555 797

neem nu contact met ons op

Belangrijke hoofdpunten uit regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’ van 10 oktober 2017

Inkomstenbelasting

Van vier naar twee belastingschijven box I
De tarieven in de inkomstenbelasting worden beperkt tot twee schijven:
– Voor inkomens tot en met € 68.600,- zal een tarief van toepassing zijn van 36,93%.
– Voor inkomens boven € 68.600,- zal een tariefschijf van toepassing zijn van 49,5%.

Net zoals in de huidige situatie betalen AOW-gerechtigden geen AOW-premie waardoor voor deze groep wel drie schijven zullen blijven bestaan.

Afvlakking tarief aftrekposten
In 2020 wordt het tarief van alle aftrekposten gelijkgetrokken met het tarief van de aftrek van hypotheekrente. Dit tarief wordt in vier jaar met 3%-punt per jaar afgebouwd naar het basistarief van uiteindelijk 36,93%.

Beperking zelfstandigenaftrek
Het maximale tarief waartegen de zelfstandigenaftrek aftrekbaar zal zijn wordt gefaseerd beperkt. Het maximale tarief van de zelfstandigenaftrek wordt vanaf 2020 in vier jaar tijd met 3%-punt per jaar verlaagd tot uiteindelijk 36,93%.

Beperking hypotheekrenteaftrek
De hypotheekrenteaftrek wordt vanaf 2020 versneld afgebouwd. Het percentage waartegen de hypotheekrente kan worden afgetrokken gaat vanaf 1 januari 2020 in vier stappen van 3%-punt per jaar omlaag tot uiteindelijk het tarief van 36,93% in 2023.

Verlaging eigenwoningforfait
Het eigenwoningforfait wordt verlaagd met 0,15% naar 0,60%.

Eigen woningforfait bij geen of geringe eigenwoningschuld
Op grond van de huidige wetgeving wordt de bijtelling van het eigenwoningforfait (gedeeltelijk) verminderd tot maximaal nihil indien sprake is van geen of een beperkte eigenwoningschuld (de zogenaamde Wet Hillen). Deze regeling wordt in 30 jaar gefaseerd afgeschaft.

Aftrekpost voor scholingskosten
De fiscale aftrekpost voor scholingskosten wordt vervangen door een individuele leerrekening voor alle Nederlanders die een startkwalificatie hebben behaald.

Algemene heffingskorting
De algemene heffingskorting wordt in 2021 verhoogd met € 350,- en blijft inkomensafhankelijk.

Arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting
De arbeidskorting wordt verhoogd en sneller afgebouwd. De vaste voet in de inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt € 0,- en het opbouwpercentage wordt verhoogd van 6,159% naar 11,45%. Daarnaast wordt de overdraagbaarheid van de arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting afgebouwd.

Ouderenkorting
De ouderenkorting gaat met € 160,- omhoog en wordt geleidelijker afgebouwd.

Tarief inkomstenbelasting – box II
Het box II-tarief gaat in stappen omhoog van 25% naar 27,3% in 2020 en naar 28,5% in 2021. Deze verhoging zal worden ingevoerd in verband met de geplande verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting.

Heffingsvrij vermogen – box III
De heffingsvrij vermogen voor de vermogensrendementsheffing gaat omhoog. Het vrijgestelde bedrag wordt verhoogd van € 25.225,- naar € 30.000,-. Voor fiscale partners geldt zodoende een heffingsvrij vermogen van € 60.000,-.

Forfaitaire heffing – box III
Het forfaitaire rendement in box III wordt sinds 2017 vastgesteld op basis van meer actuele rendementen. Het forfaitair rendement is gebaseerd op een mix tussen spaarrendement en beleggingsrendement. Het spaargedeelte in deze rendementsmix wordt voortaan gebaseerd op de gemiddelde spaarrente van een jaar geleden.

Heffing over werkelijke rendementen – box III
Het kabinet werkt in de komende periode een voorstel uit voor vermogensrendementsheffing op basis van werkelijk behaald rendement.

Loonbelasting

30%-regeling
Momenteel kan de 30%-regeling voor ingekomen werknemers uit het buitenland gedurende acht jaar worden toegepast. De looptijd van de 30%-regeling zal worden ingekort tot vijf jaar.

Wet DBA
De Wet DBA wordt vervangen. De nieuwe wet moet enerzijds (de inhuurder van) echte zelfstandigen zekerheid bieden dat er geen sprake is van een dienstbetrekking en anderzijds schijnzelfstandigheid (vooral aan de onderkant) voorkomen. Enkele hoofdpunten van de nieuwe wet zijn als volgt voorgesteld:
– Voor zzp’ers is altijd sprake van een arbeidsovereenkomst bij een laag tarief in combinatie met een langere duur (dan drie maanden) van de overeenkomst, of een laag tarief in combinatie met het verrichten van reguliere bedrijfsactiviteiten. Dit lage tarief zal waarschijnlijk liggen in een bandbreedte tussen de € 15,- en € 18,- per uur.
– Een ‘opt out’ voor de loonheffing en de werknemersverzekeringen bij een hoog tarief (waarschijnlijk vanaf € 75,- per uur) in combinatie met een kortere duur van de overeenkomst (dan één jaar) of een hoog tarief in combinatie met het niet verrichten van reguliere bedrijfsactiviteiten.
– Voor zelfstandigen boven het ‘lage tarief’ wordt een ‘opdrachtgeversverklaring’ ingevoerd, die opdrachtgevers kunnen verkrijgen door het invullen van een webmodule. De opdrachtgeversverklaring geeft de opdrachtgever zekerheid vooraf van vrijwaring van loonheffingen, tenzij blijkt dat de webmodule niet naar waarheid is ingevuld
– Via een wetswijziging moet de gezagsverhouding voortaan meer worden getoetst aan materiële dan aan formele omstandigheden.
– Na invoering van de nieuwe wetgeving geldt maximaal één jaar een terughoudend handhavingsbeleid (onder andere geen boetes na eerste controle). In deze periode heeft de Belastingdienst een coachende rol en helpt zij partijen bij de toepassing van de nieuwe regelgeving.

Payrolling
De mogelijkheden voor payrolling worden beperkt. Er komt een wetsvoorstel waarin het soepeler arbeidsrechtelijk regime van de uitzendovereenkomst buiten toepassing wordt verklaard. Ook wordt in dit wetsvoorstel bepaald dat werknemers qua (primaire en secundaire) arbeidsvoorwaarden ten minste gelijk moeten worden behandeld met werknemers bij de inlener. In het wetsvoorstel wordt de definitie van een uitzendovereenkomst niet aangepast. In een meer fundamentele herziening van payrolling door het kabinet, is ook aanpassing van de definitie van de uitzendovereenkomst bespreekbaar.

Vrijwilligersvergoeding
De maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding aan vrijwilligers wordt verhoogd van € 1.500,- naar € 1.700,- per kalenderjaar.

Vennootschapsbelasting

Verlaging tarief vennootschapsbelasting
Het tarief voor de vennootschapsbelasting wordt gefaseerd verlaagd.
Voor belastbare winsten tot € 200.000,- (bedrag 2017) zal dit zijn van 20% (2017) naar 19% (2019), 17,5% (2020) en 16% (2021).
Voor belastbare winsten boven de € 200.000,- (bedrag 2017) zal dit zijn van 25% (2017) naar 24% (2019), 22,5% (2020) en 21% (2021).

Tariefopstap blijft € 200.000,-
In het Belastingplan 2017 was voorgenomen de tariefopstap (van 20% naar 25%) voor de vennootschapsbelasting te verhogen van een belastbare winst van € 200.000,- naar een belastbare winst van € 350.000,-. Deze aangekondigde verlenging gaat niet door waardoor de tariefopstap € 200.000,- blijft.

Inperking verliesverrekeningstermijn
Momenteel is een verlies in de vennootschapsbelasting negen jaar voorwaarts verrekenbaar. De voorwaartse verliesverrekening wordt beperkt tot zes jaar. De achterwaartse verliesverrekening blijft één jaar.

Effectief tarief innovatiebox van 5% naar 7%
Winsten uit innovatieve werkzaamheden worden in Nederland tegen een gunstig tarief belast. Het voordeel van de innovatiebox wordt in de toekomst kleiner, omdat het effectieve tarief zal worden verhoogd van 5% naar 7%.

Beperken afschrijving gebouwen
Voor alle gebouwen gaat gelden dat daarop in de vennootschapsbelasting niet verder kan worden afgeschreven dan tot 100% van de WOZ-waarde. Momenteel geldt voor gebouwen in eigen gebruik nog dat tot maximaal 50% kan worden afgeschreven.Momenteel is nog niks bekend over overgangsrecht.

Dividendbelasting

Gedeeltelijke afschaffing dividendbelasting
De dividendbelasting wordt gedeeltelijk afgeschaft. Voor dividenden naar landen met zeer lage belastingen en voor misbruiksituaties blijft deze bronheffing bestaan. Uit de tekst van het regeerakkoord blijkt geen ingangsdatum, maar dit zal vermoedelijk 2020 zijn. Nu betalen ondernemingen nog 15% belasting over het dividend dat zij uitkeren. Daarvoor moeten zij ook aangifte doen. De ontvanger van het dividend kan dit vervolgens weer verrekenen in de aangifte voor de inkomstenbelasting of voor de vennootschapsbelasting. De verrekening zal dus komen te vervallen.

Bronbelasting op rente en royalties
Tegelijkertijd met de gedeeltelijke afschaffing van de bronbelasting op dividenden komt er een nieuwe bronbelasting op uitgaande royalty- en rentebetalingen naar zogenaamde low tax jurisdictions.

Omzetbelasting

Verlaagd btw-tarief omhoog
Het verlaagde btw-tarief gaat per 1 januari 2019 omhoog van 6% naar 9%. Dit tarief geldt bijvoorbeeld voor de dagelijkse boodschappen, medicijnen, kappers, schoonmaak, schilderen, theaters, musea, hotels en attractieparken. Het algemene btw-tarief van 21% blijft vooralsnog onveranderd.

Toeslagen

Huurtoeslag
De harde afbouwgrens in de huurtoeslag wordt omgevormd naar een geleidelijke afbouw. Daarnaast wordt vanaf 2019 de stijging van de eigen bijdrage in de huurtoeslag gekoppeld aan de huurprijsontwikkeling.

Kinderbijslag, kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget
De kinderbijslag, kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget gaan omhoog. Er komt bovendien een voorstel om de financiering van kinderopvang niet meer via de ouders te laten lopen, maar om te gaan werken met een directe financieringsstroom van het Rijk naar kinderopvanginstellingen.

Arbeidsmarkt (niet fiscaal)

Loondoorbetaling bij ziekte
De loondoorbetalingsverplichting bij ziekte (voor nieuwe ziektegevallen vanaf 1 januari 2020) wordt voor kleine werkgevers (tot 25 werknemers) verkort van twee naar één jaar. De collectieve kosten van het tweede jaar worden gedekt via een uniforme lastendekkende premie, die wordt betaald door kleine werkgevers.

Ontslagrecht en ontslagvergoeding
Het ontslagrecht wordt soepeler. Hier staat tegenover dat de rechter bij ontslag een extra vergoeding kan toekennen van maximaal de helft van de transitievergoeding (bovenop de bestaande transitievergoeding).

Transitievergoeding
Werknemers krijgen vanaf het begin van hun arbeidsovereenkomst recht op een transitievergoeding in plaats van na twee jaar. Voor elk jaar in dienstverband gaat de transitievergoeding een derde maandsalaris bedragen, ook voor contractduren langer dan tien jaar. Daarnaast wordt de mogelijkheid voor werkgevers verruimd om scholingskosten in aftrek te brengen op de transitievergoeding. Verder worden enkele ‘scherpe randen’ aan de verplichting om de transitievergoeding te betalen verlicht, vooral voor MKB’ers.

Opeenvolgende tijdelijke contracten
De periode waarna elkaar opeenvolgende contracten overgaan in een vast contract wordt verlengd van twee naar drie jaar. Voor opvolgende contracten gaat ‘de teller op nul’ als tussen contracten een tussenpoos van zes maanden zit. Als sprake is van terugkerend tijdelijk werk dat ten hoogste gedurende een periode van negen maanden wordt verricht, kan de tussenpoos sectoraal worden verkort. Deze mogelijkheid bestaat nu al voor seizoensarbeid.

Verruiming proeftijd
De mogelijkheden voor een langere proeftijd worden verruimd om het aangaan van een contract voor onbepaalde tijd aantrekkelijker te maken voor werkgevers. Indien een werkgever direct (als eerste contract) een contract voor onbepaalde tijd aanbiedt, wordt de proeftijd verruimd naar vijf maanden. Voor meerjaarscontracten (meer dan 2 jaar) wordt de proeftijd drie maanden. In overige gevallen blijft de proeftijd zoals deze nu is.

Vaderschapsverlof
Het kraamverlof voor partners (waarbij het loon volledig wordt doorbetaald) gaat van twee naar vijf dagen. Per 1 juli 2020 komt daar een aanvullend verlof van vijf weken bij, waarbij 70% van het loon wordt doorbetaald. Dit verlof moet worden opgenomen in het eerste half jaar na de geboorte van het kind.

Pensioen
Het plan bestaat om de doorsneesystematiek af te schaffen. Beoogd doel is een einde te maken aan de herverdeling die het gevolg is van deze systematiek. Jongeren betalen nu namelijk eenzelfde premie (als percentage van het pensioengevend loon) als ouderen terwijl hun inleg langer kan renderen, maar dit werkt niet door in een hogere pensioenopbouw. Volgens het regeerakkoord wordt voor alle contracten een leeftijdsonafhankelijke premie verplicht, maar krijgen de deelnemers een opbouw die past bij de ingelegde premie. Ook is het de bedoeling hiermee de pensioenopbouw transparanter te maken en beter aan te laten sluiten op de arbeidsmarkt. Hierbij wordt bezien of het fiscaal kader alleen nog op de pensioenpremie kan worden begrensd. Bij de vormgeving van het fiscale kader blijft het kabinet oog houden voor het faciliteren van een adequate pensioenopbouw.

© 2024 VRB Adviesgroep | All rights reserved | Next Lead